A.F.A.M. Wetzer, 4 april 2011
Enkele dagen geleden bedachten we onze doden; de velen die ons in het leven zijn voorgegaan. Zij vonden wellicht een laatste rustplaats op het kerkhof in Orthen. Daaraan danken we enige populaire uitdrukkingen als „hij ligt met een tuintje op zijn buik in Orthen”. Maar dergelijke gezegdes kwamen ook vroeger voor! Tot in het begin van de negentiende eeuw kon men in kerken in de stad begraven worden. Velen vonden een laatste rustplaats onder de grafzerken in de Sint-Janskathedraal. En dat betrof niet alleen hen, die met een zerk en een inscriptie bij ons bekend zijn. Onder de grafzerken werden vroeger vele anderen - naamloos - begraven. Het was in de kerk dikwijls zo druk met het openmaken en weer dichtmaken van graven, dat de grafzerken niet altijd goed passend gesloten werden. Het kwam dan ook meer dan eens voor dat een lijklucht zich kon verspreiden door de kerk. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat de uitdrukking 'rijke stinkerd' hiervan is afgeleid. Want de velen die zich geen graf in de Sint-Jan konden veroorloven, moesten elders begraven worden. Dat gebeurde op het kerkhof buiten de kerk. Vele duizenden Bosschenaren die zijn begraven, zijn naamloos begraven op het kerkhof dat naast de Sint-Jan is gelegen, al vele eeuwen lang. Uit archieven weten we dat. Maar later werd dat daadwerkelijk geconstateerd toen na het slopen van de bouwloodsen er een archeologisch onderzoek plaatsvond onder het grasveld tussen de Sint-Jan en de Hinthamerstraat. Daar blijken velen naamloos een laatste rustplaats te hebben gevonden. Deze laatste rustplaatsen waren reden voor het kerkbestuur van de kerk om daar toch even de aandacht van iedereen op te vestigen. Er moest een symbolisch gedachtenisteken komen. En dat kwam er, naar een ontwerp van de Brabantse beeldhouwer Niel Steenbergen. Het is trouwens ook diezelfde Niel Steenbergen geweest die het liturgisch centrum in de kerk van passend beeldhouwwerk heeft voorzien. De gedachte aan verbondenheid aan hen die ons zijn voorgegaan inspireerde de kunstenaar tot het vervaardigen van gedachtenisstenen. Vierentwintig zerken, geplaatst in een cirkel herinneren ons aan de velen die zijn overleden. Symbolische voorstellingen van ambachten (die een eigen altaar in de kerk bezaten) brengen dit terug in onze herinnering. Daarnaast zijn er twee speciale stenen binnen deze cirkel: één voor de vereerders van de Zoete Lieve Vrouw en één algemene steen voor de 'stedelijke bevolking'. Opmerkelijk is echter de centrale steen. Die steen die binnen de cirkel van dit gedachtenisteken ligt, is gewijd aan de vergeten groep, het grootste 'ambacht', namelijk dat van de meest behoeftigen. Het waren anoniemen: de lammen en de blinden, de kreupelen en gebrekkigen. Dat waren degenen die hulp het hardst nodig hadden. Op hen slaat dan ook de tekst van deze steen: „Opkomen zal Hij voor de armsten, recht doen aan de kleinsten” (psalm 72). |
1992 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : De armsten en de kleinstenBrabants Dagblad donderdag 5 november 1992 |
|
2001 |
Jace van de VenDodendans (1)Brabants Dagblad dinsdag 22 mei 2001 |
|
2001 |
Jace van de VenDodendans (2)Brabants Dagblad dinsdag 29 augustus 2001 |
|
2001 |
Jace van de VenDodendans (3)Brabants Dagblad dinsdag 14 augustus 2001 |
|
2022 |
Geert DonkersMemento moriBossche Kringen 4 (2022) 16-17 |